Jason Cyrus volgt Jermaine Holwijn op als hoofdtrainer van JOGA Fortius. De oefenmeester was al werkzaam in de jeugdafdeling van de Amsterdamse vereniging, waardoor hij de club van binnenuit goed kent. Volgend seizoen combineert hij zijn assistentschap bij NEC O21 met de nieuwe uitdaging bij JOGA Fortius.
De 26-jarige Cyrus was de laatste twee jaar actief als scout, waardoor hij al een hoop ervaring opdeed in de voetbalwereld. Toen Holwijn besloot om bij JOGA Fortius te stoppen, ging de club op zoek naar een trainer die de grote talenten in de jeugdopleiding kon behouden. Vervolgens stuitte de club op Cyrus die veel jeugdspelers goed kent. “We beschikken over een ervaren groep spelers die al jaren bij de club voetballen en hopen daaraan volgend seizoen een aantal jeugdspelers toe te voegen”, vertelt Cyrus, die enigszins verrast was toen JOGA Fortius bij hem terechtkwam. “Met mijn 26-jarige leeftijd ben ik nog redelijk jong om een eerste team te trainen. Anderzijds gaat het om de kwaliteiten van een trainer en heb ik het in de jeugdafdeling laten zien. Ik sta in ieder geval te trappelen om te beginnen.”
Aankomend seizoen hoopt JOGA Fortius weer een aantal jeugdspelers te laten doorstromen richting de A-selectie, want aan talent heeft de club bepaald geen gebrek. “We hebben een uitstekend O17-, O18 en O23-team, waarvan meerdere spelers naar het Betaald Voetbal doorstromen. De overige jongens moeten we voor de club behouden en enthousiasmeren om minimaal een aantal jaar voor ons eerste team uit te komen.” JOGA Fortius heeft de ambitie om binnen een paar jaar een stabiele tweedeklasser te zijn, zodat spelers eenvoudiger voor de club behouden blijven en spelers in de topamateurs bij de Amsterdammers een tussenstap kunnen maken. “Onze selectie beschikt al over een geweldige mentaliteit en het vermogen om aanvallend te voetballen. Ik hoop persoonlijk een bijdrage te leveren aan een vorm van fitheid en dynamiek om volgend seizoen in de derde klasse een rol van betekenis te spelen. Daaraan gaan we de komende maanden werken.”
Tekst: Jordi Smit
Foto: