De Amsterdamse voetbalclub TOB maakt de laatste paar jaar een opvallende ontwikkeling mee. De vereniging maakte een groei door wat heeft geleid tot vijf seniorenteams, vijf veteranenteams, één damesteam, acht jeugdteams en drieëndertig zaalvoetbalteams. Marcel Stam, voorzitter van de club, is zeer content met de huidige ontwikkeling, al wil hij de groei schappelijk houden.
Verhuizing
Het begon allemaal zes jaar geleden, toen TOB gedwongen moest verhuizen van de Melkweg naar Oostzanerwerf. “Toen we bij de Melkweg weggingen, hadden we veel last van het asielzoekerscentrum dat naast ons complex lag. Ouders durfden hun kind daarom niet meer bij de club achter te laten, dus destijds stopten een hoop leden. Uiteindelijk was het geluk bij een ongeluk. Het is namelijk lullig als je op een plaats weg moet waar je altijd hebt gezeten, maar het is ook onze redding geweest.”
De club besloot een frisse start te maken en met een jong bestuur de schouders eronder te zetten. “Dat is uitstekend gelukt. Iedereen heeft gewoon zijn eigen taken. Mijn mede-voorzitter Dennis (Koolmoes, red.) doet voornamelijk de secretariaat en kantine, terwijl ik daar alles omheen doe. Dat gaat goed. Remco van Twiller heeft bij ons de jeugd goed opgezet. Daar plukken we nu de vruchten van. Bovendien groeit onze zaalvoetbaltak enorm hard, maar dat merk je ook met de aanwas van veteranenelftallen. Er komen een hoop voormalig TOB’ers terug die bijvoorbeeld zijn verhuisd, kinderen hebben gekregen of gestopt zijn. Zij gaan nu allemaal weer in de veteranenelftallen voetballen, mede vanwege de gezelligheid.”
Familieclub
Die gezelligheid staat bij TOB voorop, want het gaat om een échte familieclub. “TOB is altijd een familieclub geweest en dat is het nog steeds. Wij betalen bijvoorbeeld niemand. De spelers van het Eerste Elftal moeten ook gewoon netjes contributie betalen. Natuurlijk doe je daar wel wat omheen met een biertje of trainingspakje, maar voor de rest krijgt iedereen gewoon hetzelfde. En dat spreekt denk ik een hoop mensen aan in deze tijd.”
Stam doet er zélf eveneens een hoop aan om het familiegevoel in de club te houden. “Elke zaterdagochtend ben ik rond 9 uur op het sportpark. Dan zit ik al bij de jeugd om met de ouders te praten. Zaken die ik tijdens die gesprekken hoor, pak ik later in de praktijk op en bespreek ik dan weer. Dat geeft mensen rust. Het helpt ook als je van alles doet, zoals achter een bar staan of een wedstrijdje fluiten. Ik sta ook elke zaterdag aan het einde van de dag de kleedkamers schoon te maken. Er is niemand die het wil doen, maar het moet wél gebeuren. Dan dwing je uiteindelijk wel respect af bij je eigen leden, want die zien wat er gebeurt en kunnen niet achterblijven.”
“Ik hoor steeds meer over clubs waarvan de ledenaantallen weggaan, maar die worden simpelweg te groot. Je moet te allen tijde je eigen identiteit binnen je vereniging bewaren. Dat doen wij heel sterk. Natuurlijk willen we er nog wat jeugd bij, maar ik wil niet groter worden dan drie elftallen per leeftijdscategorie. Dan is het namelijk nog te behappen. Het is gewoon leuk dat iedereen binnen de vereniging mij als voorzitter kent. Dat krijg je niet als je veel te groot wordt. Dat maakt het voor de structuur van de club soms zeker ingewikkeld, want je hebt natuurlijk overal leiders en trainers nodig. Iedereen kon in het begin trainen wanneer ze wilden, maar dat gaat niet meer. Dat werkt echter uitstekend als je met elkaar goede afspraken maakt.”
Stam hoopt met zijn club nog lang een échte familieclub te blijven, waarnaar (voormalig) leden blijven terugkeren. “Het liefst spelen we Derde Klasse, wat ook de doelstelling van het bestuur is, maar voor de rest hoeft het niet veel hoger. Dan krijg je gewoon met betalingen te maken, en daar willen we absoluut niet aan. Daarmee houden we de club compact en familiair”, aldus Stam.
Tekst: Jordi Smit
Foto: TOB