Burak Sitil verlaat FC Aalsmeer aankomende zomer na veertien jaar. Hoewel de ervaren centrale verdediger graag zijn loopbaan wilde afsluiten bij zijn huidige club, liet gebrek aan speeltijd hem anders beslissen. Met AMVJ heeft hij voor de komende jaren een mooie nieuwe uitdaging gevonden.
De defensie kracht beleefde in zijn lange periode bij FC Aalsmeer meerdere hoogtepunten, maar gedurende het huidige seizoen moest hij genoegen nemen met een plek op de reservebank. Die situatie begon aan Sitil te knagen, aangezien hij gedurende de laatste jaren van zijn voetballoopbaan graag op het veld wilde blijven rondlopen. Ook aankomend seizoen bleek hij niet in de plannen van de technische staf voor te komen, waardoor hij eieren voor zijn geld besloot te kiezen.
“Na lang overwegen nam ik voor mezelf het besluit dat het beter was om te vertrekken”, zo legt Sitil uit. “Ik had het na al die jaren natuurlijk geheel anders willen afsluiten, want ik was er lang van overtuigd dat ik hier tot het einde zou voetballen. Momenteel ben ik 33 jaar oud en in het nieuwe seizoen ben ik 34. In het leven loopt het soms echter anders. Er blijft alleen wel een zure nasmaak hangen.”
Meerdere geïnteresseerde clubs meldden zich vervolgens bij Sitil, waardoor hij de mogelijkheid had om een keuze te maken. Voor hem stond echter al snel vast dat AMVJ zijn volgende bestemming zou worden. “De trainer, Ricky (Kumar, red.), belt me al vier jaar op om me over te halen naar AMVJ te komen. Tegen hem heb ik zelfs gevoetbald toen hij nog bij AFC speelde, dus ik ken hem goed. Mede daardoor stond AMVJ daarom op de eerste plek op mijn lijst.”
Aankomend seizoen krijgt AMVJ meerdere nieuwe krachten, waarmee de club hoge ogen hoopt te gooien. “Niemand kan mij een basisplaats beloven, dus ik moet mezelf bewijzen. Er wordt volgend seizoen een mooie groep gecreëerd, waarmee we een jaar gaan knallen. Mijn verwachting is dat het niet lang gaat duren totdat we een hecht team zijn, want iedereen kent elkaar al een beetje. Wellicht kunnen we dan voor promotie gaan strijden.”
Tekst: Jordi Smit
Foto: Ton van Eenennaam