Column Andries Jonker: De wond (deel 1)

Er ligt een plan van Andries Jonker om Amsterdam-Noord, en Buiksloot in het bijzonder, weer op de voetbalkaart te zetten. De afgelopen jaren zag de oefenmeester met lede ogen aan hoe het voetbal in Noord afbrokkelde. Nu wil hij DVC Buiksloot, inmiddels zaterdag derdeklasser, laten opleven. In een zesdelige reeks columns legt Jonker zijn plannen en beweegredenen uit.

Deel 3: De wond (I)

Het zit diep bij mij. Heel diep. Misschien is de wond eigenlijk wel een open wond. Ik zal het proberen uit te leggen. Daarom schrijf ik vandaag over Piet Compier van KMVZ (dat niet meer bestaat), Frans Reuser van Rood Wit A (dat niet meer bestaat) en Rinus Israel van DWV (dat ook al niet meer bestaat).

Piet Compier is mijn neef, een jaar of 8 ouder als ik. Hij speelde al bij KMVZ toen ik voor de allereerste keer naar de kleuterschool ging. Zodra ik kon en mocht ging ik naar mijn neef Piet kijken. KMVZ was een zaterdagclub en de A1 speelde thuis vaak pas om 15.15 uur. Prachtige dagen waren dat, om 9.30 uur zelf voetballen met De Volewijckers, snel even naar huis om te eten en dan naar KMVZ. Want Piet speelde. Tegen clubs met namen als die van AMVJ, Amstelveen en Vlug en Vaardig. Namen die je niet vaak tegenkwam, namen van typische zaterdag clubs. Ik lette goed op Piet. Kousen naar beneden, als balletjes op de enkels. Stevige gespierde benen en in het linkerbeen een vlammend schot. Zo’n ouderwetse knal, zo’n “rechtdoor” streep, zo’n “uit het niets” kegel. Piet deed altijd enorm zijn best, geen meter was hem teveel. Hij was technisch onderlegd, zag het spel goed en speelde de bal veelal naar de goede kleur. Piet deed nooit raar. Was altijd beheerst, mopperde vrijwel nooit en schold al helemaal niet. Eigenlijk was een sliding voor hem al iets teveel van het goede. Piet speelde voor vele clubs (ook voor Ilpendam en Rood Wit A in de Hoofdklasse), maar is voor mij altijd KMVZ’er gebleven. Kampioenschappen Moeten Verdiend Zijn…sportiviteit troef, het spel werd gespeeld zoals het gespeeld zou moeten worden. Daar stond KMVZ voor… Wat een mooie speler die neef van mij, wat een mooie club, dat KMVZ!

Bij Rood Wit A speelde Frans Reuser in het eerste elftal. Vooral voor Frans ging ik naar Rood Wit A kijken. Ook bij hem de kousen op de enkels, maar dan nonchalant naar beneden geschoven. De lange haren wapperden tot op de schouders en het buikje was onmiskenbaar. Frans kon voetballen. Echt voetballen. Had het al gezien voordat een ander het gezien had. En was, ondanks die paar kilo’s teveel, altijd op tijd. Frans nam de corners, alle corners, dus zowel op links als op rechts. Hij trapte altijd met zijn rechtervoet, vanaf links met de binnenkant en vanaf rechts met de buitenkant. Die corners waren geen gewone corners, dat waren in feite levensgevaarlijke schoten. Frans gaf de bal een enorme snelheid, liet de bal iets stijgen en vervolgens sloeg de bal als een baksteen naar beneden richting goal. De keeper van de tegenpartij wist echt wel wie de corner nam en hoe de bal zou komen, maar het maximaal haalbare was het achterwaarts wegtikken van de bal tot opnieuw zo’n angstaanjagende corner. “Halve goal, halve goal…”, riepen de Rood Wit A-supporters als Frans weer eens op doel schoot vanaf de cornervlag. Ik heb nooit meer een speler gezien die corners kon nemen zoals Frans dat kon. Ook spelers die werkelijk alles gewonnen hadden wat je op een voetbalveld kunt winnen konden niet wat Frans kon. Zelfs met de buitenkant van zijn ongelofelijke rechtervoet. Alleen al vanwege Frans had Rood Wit A nog altijd het trotse Rood Wit A moeten zijn…

Mister DWV is voor mij Rinus Israel. Ik ben er nog steeds trots op dat ik in de lente van 1996 zijn assistent mocht zijn. We gingen met Jong Oranje naar het wereldberoemde toernooi in Toulon. Ons team herbergde namen als Makaay, Bruggink, Landzaat, Vennegoor of Hesselink, Musampa en Van Bronckhorst. 4 Wedstrijden leverden desalniettemin 3 nederlagen (zelfs van Colombia werd met 1-0 verloren) en 1 gelijkspel (weliswaar tegen Argentinië) op. Na afloop van de laatste wedstrijd vertelde Rinus onze spelers dat zij “enorm hun best hadden gedaan, maar dat dat niet al teveel had opgeleverd”. Bij DWV heb ik 1x een Nieuwjaarswedstrijd kunnen zien. Waarschijnlijk speelden De Volewijckers ervoor of erna. Er was geen wind, er stond een storm. Een storm die schreeuwde:” Blijf binnen, blijf vooral binnen!” Maar er werd gespeeld, natuurlijk werd er gespeeld. Ergens halverwege de eerste helft nam de keeper van het “echte” DWV (was het Jaap Bloem?) een bal in 1x op zijn schoen. De bal verliet zijn voet met de snelheid van een heuse raket en werd onmiddellijk door de storm richting het IJ gedragen. De spelers keken de bal verbaasd na. Zo hoog, zo ver. Totdat een nieuwe stormvlaag besloot dat de bal dan toch maar op een prachtig stukje gras in Amsterdam -Noord moest landen.

Dat prachtige stukje groen heette in de voetbalvolksmond “het hoofdveld van DWV”. Daar stond, halverwege de eigen helft, een wat oudere, kalende man de woedende stuiptrekkingen van de bal op zijn gemak te bekijken. Hij speelde voor het “oude” DWV. Geen spoor van de moderne, snelle, lange, atletische verdediger. Nee, een gedrongen man, al lang niet meer fit, met een “middelbare leeftijd buikje” onder het fraaie geel-zwarte shirt en een vragen oproepende lap om zijn knie. Toen de waanzinnig draaiende bal bijna een krater in de grond leek te slaan stak de man met de knielap zijn stramme been en daarmee een voet uit. De voet doodde de bal. Op slag. Ineens waren de snelheid en het effect uit de dolgedraaide bal verdwenen. Ineens was de bal weer speeltuig geworden. De knielap speelde de bal in 1 beweging loeihard vooruit, tussen 4 tegenstanders door, op het goede been van zijn enige vrijstaande medespeler. Alleen al daarom… Rinus Israel… ook DWV is er niet meer. Hoe is het in Godsnaam mogelijk?

Andries Jonker

Foto boven: Rinus Israel | Peter Seijmour

Blijf op de hoogte en volg ons via Facebook, Instagram en Twitter!
▼Bezoek ook de clubpagina(s)