Er ligt een plan van Andries Jonker om Amsterdam-Noord, en Buiksloot in het bijzonder, weer op de voetbalkaart te zetten. De afgelopen jaren zag de oefenmeester met lede ogen aan hoe het voetbal in Noord afbrokkelde. Nu wil hij DVC Buiksloot, inmiddels zaterdag derdeklasser, laten opleven. In een zesdelige reeks columns legt Jonker zijn plannen en beweegredenen uit.
Deel 4: De wond (II)
Deel 1 ging over mijn geliefde clubs KMVZ, Rood Wit A en DWV. Clubs die ik nog altijd mis, elke keer dat ik dezer dagen langs sportpark Elzenhagen rijd krimpt mijn maag en komt die vraag weer naar boven. Hoe is het in Godsnaam mogelijk??? Vandaag gaat het over mijn eigen club, over ASC De Volewijckers.
8 Jaar was ik, mijn eerste hele voetbalseizoen als B-pupil zat er bijna op. Het was een gewoonte geworden om op zaterdag zelf te voetballen en om de 2 weken op de Banne naar De Volewijckers te gaan kijken. Hermes DVS, Gooiland, Fortuna Vlaardingen, VVV, Roda JC en zelfs SC Drenthe, ik zag ze allemaal voorbij komen in de 2e Divisie. En vrijwel altijd was mijn zondag goed… want wij wonnen!
Wij wonnen zo vaak dat De Volewijckers kampioen kon worden. Het was in de tijd dat de Amsterdamse bussen en trams blauw waren, vliegtuigen zwarte neuzen hadden en er slechts 2 televisiezenders (Nederland 1 en 2) en 3 radiozenders (Hilversum 1,2 en 3) waren. Op zondag werd je extra goed gewassen, kreeg je lotion in je haar en daarna trok je je zondagse kleren aan. Deze zondag mocht ik mijn prachtige groen witte Volewijckers shirt aantrekken. Alle jeugdleden waren immers opgeroepen in hun shirt naar de wedstrijd van het 1e elftal te komen kijken. Al heel vroeg fietste ik naar oma op de Waddenweg. Oma vroeg waarom ik mijn voetbalshirt aan had. Trots antwoordde ik:” Omdat we vandaag kampioen kunnen worden, oma.” En weg was ik op weg naar de Banne, op weg naar De Volewijckers – ZFC. Ik moest nog uren wachten tot de wedstrijd dan eindelijk begon. Het was een moeizame wedstrijd, volgens mij kwamen we eerst met 0–1 achter. Maar het waren Co Stout en Piet Boogaard die de score ombogen naar 2 – 1. Geweldig, wat een feest, wat een ontlading! Ik ging kijken in de kantine en zag daar heel veel mannen met heel veel bier.
Een jaar later, in de 1e Divisie, kwamen er betere clubs voorbij. Clubs als Haarlem, AZ ’67, Heerenveen en Willem II waren te gast. Maar er was geen houden aan. De Volewijckers ging samen met DWS en Blauw Wit op in FC Amsterdam. Mijn club speelde geen betaald voetbal meer en ik was nog niet eens 12 jaar… Hoezo een wond? Gelukkig bleef er ook veel behouden. De Volewijckers heette eigenlijk ASC De Volewijckers. ASC stond voor Amsterdamsche Sport Club. Mooi hè? Amsterdamsche met sch…
Bij De Volewijckers waren er ook leden die deden aan tafeltennis, dammen en schaken, honk- en softbal en handbal. Ik heb mij laten vertellen dat je nog steeds kunt dammen, schaken en tafeltennissen onder de naam De Volewijckers. Als het even kon ging ik ook bij de andere sporten kijken en dan met name bij honkbal, softbal en handbal. Ooit zag ik een wedstrijd peanutbal van de meisjes van De Volewijckers, ik denk dat die meisjes een jaar of 8 waren. Bij peanutbal moet de bal met een knuppel van een paaltje geslagen worden. Vrijwel alle meisjes die moesten slaan voerden de slag die ze in hun hoofd hadden 3 of 4 keer langzaam uit (zoals golfers dat ook vaak doen) en sloegen dan half mis of raakten het paaltje in plaats van de bal. De Volewijckers kwam aan slag en er liep een klein, stevig meisje met een rond gezicht en kort kroeshaar naar het paaltje. Zij legde de bal rustig op het paaltje, keek even naar de tegenpartij en voerde de beweging vooraf niet uit. Nee, zij gaf de bal onmiddellijk een geweldige klap. Het was even doodstil en toen drong het tot iedereen door wat er zojuist gebeurd was. Waarschijnlijk had nog nooit een meisje van 8 jaar een bal zo ver geslagen. Lucia Rijker was haar naam, ook zij was en is Volewijckers.
De Volewijckers was een unieke club. In de zomer gingen wij met onze club 2 weken lang kamperen, in het Orderbos bij Apeldoorn. 36 Jongens tussen 8 en 12 jaar oud, allemaal lid van De Volewijckers, sliepen in 3 legertenten met elk 12 plaatsen. Ongeveer 8 man/vrouw aan staf waren maandenlang met de voorbereidingen bezig en zorgden 2 weken liefdevol voor ons. Wassen moest je je in “de spreng”: een beek die van water werd voorzien vanuit een echte bron. En nee, het water was niet zo heel warm, bij 4 hele graden Celsius hield het op. Maar wassen was verplicht, elke dag, er was geen ontkomen aan… Aan het begin van het kamp moest elke deelnemer de kampeed afleggen. Mijn broer Frank heeft hem nog altijd feilloos in het hoofd: “Ik Frank Jonker, beloof een goed en eerlijk kampeerder te zijn en zweer trouw aan de Navajo Indianenstam.”
Ook in de zomer van 1974 waren wij met De Volewijckers op kamp. Het was de zomer van het, voor Nederland, mooiste WK aller tijden. Aan de hand van Johan Cruijff veroverde Nederland de voetbalwereld. Naast de 3 slaaptenten stond er ook een hele grote tent op onze kampplaats. Deze tent werd de “grote tent” genoemd. In deze tent keken 36 kleine Amsterdammertjes en hun begeleiders naar de wedstrijden van het Nederlands Elftal. De generator die het kamp van enige stroom voorzag zorgde ervoor dat wij op een hele kleine draagbare zwart-wit tv de wedstrijden konden volgen. We moesten allemaal, schouder aan schouder, dichtbij de tv zitten, anders kon je het echt niet zien. En dus was er in de tent, zo goed en zo kwaad als het ging, een soort van tribune opgebouwd. Op de avond van de 3e juli werd de halve finale Nederland – Brazilië gespeeld. Nog 1x winnen en “we” stonden in de finale… De spanning in de tent was om te snijden, wat een gevoel van samen supporter zijn… Als er 1 jongetje bewoog, bewoog de hele “tribune”, zo dicht zaten we tegen elkaar aan. Toen Johan Cruijff de bevrijdende 2–0 binnen schoot explodeerde de “grote tent”. Alsof wij zelf de Brazilianen hadden verslagen. Ik krijg er nog kippenvel van.
Later stond ik in Camp Nou, in de Allianz Arena, op Old Trafford en in het Santiago Bernabeu. Allemaal geweldig, maar die explosie op de avond van de 3e juli 1974 in het Orderbos is nooit meer overtroffen. Ik hoop dat u nu begrijpt hoe groot en diep die wond bij mij is. Er is zoveel verdwenen wat voor mij zoveel betekenis had en heeft. Niet alleen in Amsterdam Noord, maar in heel Amsterdam. Ik denk dat ik daarin niet de enige ben. Daar gaat mijn volgende column over: Amsterdams Voetbal.
Andries Jonker
Foto boven: Foto collectie Henk Wilkens