Uit het oog maar niet uit het hart. In de rubriek ‘Hoe is het met..’ gaan we op zoek naar bekenden uit de Amsterdamsche voetbalwereld die uit het gezichtsveld zijn verdwenen. In deel 5 Henk Schulz (52): Mister Xanthos, Mister AORC en momenteel actief voor de Ajax Veteranen.
“Goedemiddag, met de beste linksbuiten van Amsterdam.” Met enig gevoel voor zelfspot neemt Schulz zijn telefoon op vanuit het Spaanse Carihuela, waar hij momenteel vakantie viert. Even opladen voordat zijn zevende seizoen bij de Ajax Veteranen (35+) van start gaat. “Afgelopen jaar werden we ongeslagen kampioen, wonnen de beker. Het was een topjaar”, zegt Schulz heel enthousiast. Toch had hij tien jaar geleden niet gedacht dat hij nog op het voetbalveld zou staan. Op zijn 38ste moest hij noodgedwongen stoppen. “Ik heb heel lang met een slechte knie gespeeld en op een gegeven moment begaf hij het. Ik moest de stekker eruit trekken.”
Zeven jaar zonder voetbal en vijf operaties verder was zijn knie eindelijk weer stabiel genoeg om een balletje te trappen. “Bij de laatste operatie, bij een specialist in Den Haag, hebben ze mijn been doorgezaagd. Onder mijn knie hebben ze een hoek uit mijn been gehaald en de stand van mijn knie iets gecorrigeerd. Die operatie heeft ervoor gezorgd dat ik weer mijn kicksen aan kon trekken. Mede doordat ik zo actief ben, heb ik niet of nauwelijks klachten. Het gaat nu hartstikke goed. Ik heb met Ajax in het buitenland mogen voetballen, mooie tripjes gemaakt, in Barcelona gespeeld. Wie maakt dat nog mee op deze leeftijd?!”
Hijzelf maakte genoeg mee in zijn loopbaan. Uitgebreid neemt hij de tijd om terug te blikken en de ene na de andere anekdote passeert de revue. Over dat de trainerscarrière die hij ambieerde niets is geworden vanwege zijn zware knieblessure. Want een trainer die niets kan voordoen of iemand die slecht ter been is, kan geen trainer zijn, vindt Schulz. Of het zaalvoetbal, waar de aanvaller zestien jaar het shirt van AORC droeg. Met spelers als Said Amor en Hursut Meric werden de Amsterdammers eens ongeslagen kampioen van de tweede divisie.
Zijn beste tijd op het veld beleefde hij bij Animo, wat later fuseerde in Xanthos. Zoals hij zelfbenoemd Mister AORC was, was hij dit ook van Xanthos. Hij verklaarde de club onvoorwaardelijke trouw en speelde daar dertien jaar. “Ik heb vaak de kans gehad om te vertrekken. Nedim Imac van Türkiyemspor lag op zijn knieën. ‘Zeg maar wat je wil hebben’, alles om mij te overtuigen. Maar ik had destijds een afspraak, in de amateurwereld uniek. Ik had voor drie jaar toegezegd. Na twee jaar stopte de club en was ik ze voor mijn gevoel iets verschuldigd. De club wilde mij als blijk van waardering laten gaan. Ik was bezig om met Bob de Klerk naar Blauw-Wit te gaan, maar had mijn woord nog niet gegeven. Zodra ik dat doe, kom ik dat na. Toen werd ik gebeld door mensen van Xanthos. Zij gingen op papier fuseren met Voorland en zouden het prachtig vinden als ik mee zou gaan. Dat deed ik voor hen. Het ene jaar bij Voorland was erg mooi, met Ron Meijer als trainer en veel andere bekenden.”
Het bleef bewust bij één jaar omdat er een andere afspraak tussendoor kwam. Eentje die hij eerder had gemaakt met wijlen Jaap de Ligt, destijds oprichter en hoofdsponsor van AORC. “Jaap zei altijd: Henk, ik zal het ongelooflijk mooi vinden als jij aan het einde van je carrière bij mijn Muiden komt voetballen. Dat heb ik op mijn 35ste gedaan. Ik heb wel een speler meegenomen waarvan ik dacht dat ik hem goed kon gebruiken: Nicky van Kampen. Het mooie was: Muiden was nog nooit naar de KNVB-afdeling gepromoveerd. In ons eerste jaar lukte dit direct. Met de strontkar mochten we door Muiden, dat was fantastisch. Ik maakte veel doelpunten, ik werd daar op handen gedragen. Jaap wist niet wat hij meemaakte.” Schulz speelde er tweeënhalf jaar. “Het laatste halfjaar kon ik niet meer. Mijn knie was het probleem.”
Zwaar blessureleed speelde hem op jonge leeftijd ook al parten. Het was de reden waarom de oud-speler van Ajax (jeugd), DWS en Telstar nooit de stap naar het hoogste niveau maakte. Toen hij op 21-jarige leeftijd op het punt stond een contract bij SC Heerenveen te tekenen, gooide een enkelblessure roet in het eten. “Het was een dag voor Koninginnedag, ik speelde bij Animo. Ik ging een luchtduel aan met de keeper. Waarom weet ik nog steeds niet, want ik was niet eens de grootste. De keeper kon de bal eenvoudig vangen en liet zich vallen, recht op mijn enkel. Ik scheurde alles af. Mijn enkel lag in puin. Ik zou zo goed als zeker naar Heerenveen gaan, speelde en trainde al mee. Ze hebben nog even gekeken naar mijn enkel, maar wilden geen risico nemen.”
Zijn nieuwe club werd IJsselmeervogels, waar hij onder Amsterdammer Hans van der Zee ging spelen. Even later keerde hij terug in de hoofdstad. “Het was jammer, want soms mensen vragen: wat als..? Maar ‘als’ bestaat niet. En ik klaag ook niet. Ik heb het al die jaren prachtig gehad. Nog steeds geniet ik ervan. Ook hier in Spanje kom ik zoveel bekenden tegen die even een praatje met je willen maken. Zoveel waardering. Dat heb ik toch een beetje te danken aan mijn voetbaltijd.”
Tekst: Joachim van der Marck
Foto: Jacques Kattenburg