RODA ’23 neemt na het seizoen afscheid van Alvin Veldhuizen. Hoewel de samenwerking naar tevredenheid verloopt, kiest de hoofdtrainer van de zaterdagselectie ervoor om deze zomer over te stappen naar CDW uit Wijk bij Duurstede.
Veldhuizen is zelf afkomstig van deze regio en kon de kans dan ook niet laten schieten. CDW komt uit in de tweede klasse, waardoor hij met de clubwissel een nieuwe stap in zijn trainerscarrière zet. Bovendien kent de oefenmeester de regio Zeist/Utrecht op zijn duimpje. Dat is voor hem makkelijker werken dan in de regio Amsterdam. “Ik heb het uitstekend bij RODA ’23, daaraan heeft het nooit gelegen”, benadrukt Veldhuizen. “De vereniging heeft mij de kans geboden om mezelf te ontwikkelen, waardoor het lastig was om deze knoop door te hakken. Vanwege de coronacrisis heb ik de afgelopen twee jaar geen normaal seizoen meegemaakt. Het leek me daarom hartstikke leuk om nog een seizoen bij RODA ’23 te blijven, met de terugkeer van clubtopscorer Melvin Joling in het achterhoofd. Alleen bij het maken van de afweging koos ik tóch voor een vertrek naar CDW.”
Toen hij anderhalf jaar geleden bij RODA ’23 terechtkwam, was de club onder leiding van Jordy Roedoe net gepromoveerd naar de derde klasse. Desondanks besloot Veldhuizen om aanvallend voetbal te blijven spelen. “Of het nu tegen de nummer 1 of nummer 12 was, we wilden graag van onze eigen kracht uitgaan. Over het algemeen ben ik tevreden over hoe onze speelstijl zich in de loop van de maanden ontwikkelde.” In het eerste seizoen ging RODA ’23 ook steeds meer punten pakken. “We moesten alleen stoppen vanwege de coronacrisis. Dat jaar smaakte wél naar meer. Het tweede seizoen viel veel eerder in duigen. Dat is balen, maar het is niet anders.” Veldhuizen heeft vertrouwen erin dat de opvolger die RODA ’23 aanstelt, een goede periode met het huidige team kan beleven. “Als deze groep bij elkaar blijft, dan is het een mooie uitdaging om in de subtop te spelen en een periodetitel te behalen. RODA ’23 is voor een beginnend trainer een ideale club om te werken.”
Tekst: Jordi Smit