Ron van der Velde zwaait ook volgend seizoen met de scepter bij SDZ. De 57-jarige oefenmeester en de club uit Amsterdam-West hebben een overeenstemming bereikt met de verlenging van een jaar.
Dat Van der Velde ook volgend seizoen de leiding heeft over het eerste elftal van SDZ mocht geen verassing heten. Van der Velde voorkwam vorig seizoen degradatie en staat inmiddels bovenaan in de zondag vierde klasse. “Ik ben een tevreden mens. Het gaat goed bij de club en we willen graag hogerop. Die plannen lijken dit seizoen uit te gaan komen. Ook de club is tevreden dus we hadden weinig tijd nodig om er met elkaar uit te komen.”
Van der Velde hoopt dat SDZ ook aan het einde van de competitie nog bovenaan staat en dat het volgend seizoen in de derde klasse mag uitkomen. “De ontwikkelingen hier zijn goed. Het is een fantastsiche vereniging met een hoop potentie. We hebben een samenwerkingsverband met Ajax en alles is hier keurig geregeld. Veel clubs in Amsterdam fuseren maar SDZ barst bijna uit zijn voegen.”
SDZ begon het nieuwe jaar goed met een 1-3 overwinning op Ilpendam. Die zege gaf de ploeg nog extra vertrouwen maar van der Velde hamert er bij zijn groep op dat ze iedere week scherp moeten blijven. “We waren blij met de zege met name omdat we de thuiswedstrijd hadden verloren. Nu kwamen we ook achter maar uiteindelijk wisten we de wedstrijd nog om te keren. Maar we zullen iedere week scherp moeten zijn om de punten te blijven pakken. Op die manier moet de rest achter ons aan blijven lopen.”
Met de rest bedoeld Van der Velde mede titelkandidaten RKAV Volendam, DWS en Sporting Kromenie. De vier clubs staan angstvallig dicht bij elkaar op de ranglijst met een verschil van twee punten. Toch denkt Van der Velde dat zijn club een goede kans maakt op de titel of promotie. “Ik zeg tegen mijn spelersgroep altijd dat wij het beste team uit de competitie zijn en daar geloof ik ook heilig in. Maar dat we nog een zware weg te bewandelen hebben is zeker. Ons grootste struikelblok zal omgaan met de spanning worden maar ook daar kunnen we ons tegen wapenen.”
Verslag: Jurgen Boegborn