Waterwijk gaat na de zomer door met Geruillo Koenders. De hoofdtrainer van de Almeerse vereniging heeft de ambitie om met de zondagselectie door te groeien naar waar het vandaan komt: de derde klasse.
Koenders sprak de afgelopen maanden met de club en technische staf om de neuzen dezelfde kant op te krijgen. De oefenmeester moest namelijk even nadenken of hij in zijn huidige rol doorwilde. “De onderlinge verhoudingen waren en zijn altijd goed, maar het trainerschap kost natuurlijk ook veel tijd. Bovendien zaten we middenin de coronacrisis, waarbij we een tijdje zelfs helemaal niet voetbalde”, vertelt Koenders, die vervolgens met zijn technische staf om de tafel ging. “We hebben een goed gesprek met elkaar gehad, waardoor we weer dezelfde richting op denken. Komend seizoen gaan we met dezelfde werkwijze en visie weer door en hopen we er een mooi jaar van te maken.” Koenders benadrukt dat het belangrijk is om kritisch op elkaar te blijven. “Ik ben kritisch op mezelf, maar soms ook naar de spelersgroep. Laatst hebben we goed met elkaar gesproken, waarbij iedereen zijn hart heeft gelucht.”
Het spel van Waterwijk was voor de coronacrisis ook niet om over naar huis te schrijven. “We beschikken simpelweg over veel jonge spelers, waardoor het lastig is om ze uit een dip te krijgen. Het is een stukje ervaring die oudere jongens weer meebrengen. Langzaamaan zie ik ons echter beter worden.” Koenders hoopt met het uitgerolde jeugdplan meer spelers naar het eerste team te laten doorstromen. “We merken dat de stap van de Onder 19 naar het eerste team behoorlijk groot is, waardoor we talentvolle spelers tegenwoordig aan Waterwijk 1 laten ruiken door ze te laten meetrainen of in een oefenduel te laten spelen. Zo kunnen we ervoor zorgen dat ze geleidelijk aan klaar zijn voor het eerste team.” De jeugdspelers moeten een onderdeel zijn van de grote ambitie: terugkeren naar de derde klasse. “Het is nog lastig te zeggen of het team van komend seizoen daar al klaar voor is, omdat de selectie nog niet rond is. Maar het moet zeker de ambitie zijn.”
Tekst: Jordi Smit